'Schrijver, componist, musicoloog' is de kortste samenvatting die Elmer Schönberger (Utrecht *1950) van zichzelf pleegt te geven, maar de volgorde wisselt nogal eens. De musicologiestudent die zijn eerste recensies in het Utrechts Nieuwsblad publiceerde en op aanbeveling van zijn theoriedocent Herman Strategier voor het Internationaal Koorfestival zijn eerste 'officiële' compositie schreef, zou zich in
de loop der jaren ontpoppen als een man van divided loyalties: criticus onder musicologen, musicoloog onder componisten, componist onder schrijvers.
            In Histoire d'Oor (1993) - een essay-in-boekvorm over zijn Werdegang als beroepsluisteraar - schetst hij het Utrechtse Instituut voor Muziekwetenschap in de periode 1968-1974 als een wereld waar de vijftiende en de zestiende eeuw heersten, en Schubert, Mahler en Debussy waren verbannen naar de verste uithoeken van het collegerooster: 'Buiten het gebouw was de wereld revolutionair en maatschappelijk relevant, binnen was zij bovenal traditioneel-katholiek.' Schönberger noemt de componist Rudolf Escher, destijds aan het Instituut verbonden als wetenschappelijk hoofdmedewerker met als leeropdracht 'Aspecten van de hedendaagse muziek', zijn belangrijkste intellectuele inspiratiebron tijdens zijn studie: een man die de gepassioneerd-kritische distantie van de rivaliserende mede-
componist liet prevaleren boven de koel-wetenschappelijke afstandelijkheid van de vakmusicoloog.
            Schönberger studeerde af bij Escher op Stravinsky en op interdisciplinaire aspecten van de muziekwetenschap, volgde privélessen compositie bij hem en zou na zijn dood jaren lang zitting hebben in het ter bevordering van zijn muziek opgerichte Escher-comité. Met D.J. Hamoen verzorgde hij in 1985 een editie van Eschers Debussy-colleges (Debussy. Actueel verleden).      
            Al tijdens zijn musicologiestudie en zijn pianostudie (bij Jan de Man en Gérard van Blerk) aan het Koninklijk Conservatorium te Den Haag ontwikkelde hij zich tot 'beroepsluisteraar': na het Utrechts Nieuwsblad volgde De Volkskrant en vanaf 1976 Vrij Nederland, waar hij tussen 1982 en 2004 de rubriek 'Het Gebroken Oor' schreef. Hij leverde intussen bijdragen aan de meest uiteenlopende boeken en tijdschriften, waaronder Key Notes -Musical Life in the Netherlands, waarvan hij van 1975 tot1987 redacteur, resp. hoofdredacteur was.
In 1990 ontving hij de Pierre Bayle Prijs voor muziekkritiek.         
            Zijn hart lag en ligt bij de muziek van zijn eigen tijd, door hemzelf gedefinieerd als de tijd die begint 'op het vroegst herinnerbare moment van de oudsten onder hen die mij heugen', in zijn geval kort na 1875, het jaar waarin én zijn grootvader én Ravel werd geboren. Zijn eeuwige jeugdliefde voor Stravinsky resulteerde in 1983 in Het apollinisch uurwerk. Over Stravinsky (samen met Louis Andriessen), door Richard Taruskin getypeerd als 'the one book about Stravinsky Stravinsky would have liked.'
            Tot het midden van de jaren negentig lag het zwaartepunt van Schönbergers werkzaamheden in de musicografie, afwisselend gecombineerd met activiteiten als conservatoriumdocent, programmeur van het Holland Festival (hij introduceerde o.a. de Russische componistes Goebaidoelina en Oestvolskaja in Nederland) en - tot op de dag van vandaag - als adviseur van het Schönberg Ensemble. Geleidelijk raakte het schrijven 'over' op de tweede plaats ten gunste van het schrijven 'van'.
            Als componist manifesteerde Schönberger zich vooral in het theater (het muziektheater Verhuisbericht in 1983, toneelmuziek voor uiteenlopende producties), totdat hij in 1997 met en nergens Bach naar het concertpodium terugkeerde.
            Een levenslange liefde voor het theater en voor het juiste woord inspireerden hem tot een aantal toneelstukken, waarvan het eerste, Kwartetten (over een strijkkwartet en gespeeld door vier acteurs en een strijkkwartet), in 1999 met veel succes door Toneelgroep Amsterdam in première werd gebracht. In 2003 maakte Schönberger met Vic, met name zijn romandebuut. Vuursteens vleugels, zijn tweede roman, is evenals zijn compositie Dovemansoren, een spin-off van zijn toneelstuk Dovemansoren.